Fries (10)


In veel alba amicorum van studenten uit de 18de eeuw is Latijn de meest gebruikte taal. Dat is ook niet verwonderlijk. Latijn was nu eenmaal de gangbare taal die studenten moest beheersen om colleges te volgen en boekenkennis te verrijken. Studenten in Franeker kwamen uit diverse landen en regio’s en ook daarom was het handig dat er een gemeenschappelijke taal was.

Daarnaast was het Latijn ook een onderscheidend instrument tussen burgers en universiteitsbevolking. Het universiteitswereldje in Franeker was in meerdere opzichten – taal, kennis, rechtspraak, omgangsvormen – toch al een onderscheidende groep. Dat ze bijeenkwamen in een eigen studentencafé met kolfbaan en biljart en gebruik maakten van Latijnse lijfspreuken en levenswijsheden in de albumversjes past dan ook helemaal in de beeldvorming.

En dan zomaar opeens is daar in Mulders album een versje in het Fries. Het is geschreven door Tjepke Hayes Haitsma en luidt als volgt:


Altijd Aan zil ‘k dij verklerje
Al woor ik dan aek nog za aod
En wat kinsttou meer begerje
De beste hospes van de wraod

Der ik dit mien
Za goed as ien
Schriuw ik hier vrij
Mijn namme bij

T.H. Haitsma

Symb. (lijfspreuk)
Het is mei sissen
naet te dwaen

Biografie
Tjepke Hayes Haitsma (1760-1826) stamde uit een gegoed koopmansgeslacht. Hij werd geboren in Tjerkwerd maar verhuisde met zijn ouders op jonge leeftijd naar Franeker waar zijn vader leerlooier was. Hij studeerde rechten aan de plaatselijke universiteit en promoveerde in 1781. In de periode 1792 -1795 was hij raadsheer bij het Hof van Friesland maar gedurende de Franse Tijd was hij ambteloos. Vanaf 1814 tot zijn overlijden in 1826 was hij lid van Gedeputeerde Staten in Friesland.


Ook in een bijdrage van Johann Fredrik Mauritz Herbell (1752-1819) vinden we een Friese lijfspreuk: Lyts toa let, folle toa let. (Iets te laat, veel te laat). Dat is opmerkelijk want Herbell was geboren in Rees in het graafschap Kleef en had geen diep geslagen ankers in de Friese tradities. Al in zijn studietijd werd hij leermeester voor de zonen van de adellijke familie Thoe Schwartzenberg in Beetgum. Toen zijn broodheer Georg Frederik in 1790 overleed voltooide hij diens werkzaamheden aan het Groot Placaat en Charterboek van Vriesland. Daarnaast werd hij secretaris, eerst van Franeker (1790-1795) en daarna van Sneek (1802-1811). Hij eindigde als voorzitter van de rechtbank in Sneek (1811-1819).

Reacties

Populaire posts